Het vasten was
Op de grens, doch helder
En de weg even duidelijk
Nu wederom
Het spoor
Bijster en ik kijk
Uit op een doodlopend pad
Leeg door overloop
En een paradoxaal hoge lat
Ik ga maar door
Met iets dat niet het mijne is
Werk en mijn malend
Hoofd dat nooit stopt
Álles mag wijken voor
Mij
Ik ben helaas taai
Het hart, dat klopt
Wel maar verre van fraai
In onverschilligheid
Want er is werk'lijk niets dat
Mij verblijdt
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten